Een waar manifest van de klavierkunst ten tijde van Bach, dit grondwerk van de cantoreschrijfkunst en ook van alle klavierliteratuur, is hier opgenomen op vier uitzonderlijke orgels.De geëngageerde keuze van Frédéric Desenclos, deze 'overgang naar het orgel' van de 48 preludes en fuga's, blijkt zeer geslaagd. Misschien is nooit eerder de architectuur van deze juweeltjes van verbeelding en compositorische vaardigheid zo duidelijk naar voren gekomen; misschien zijn nooit eerder de fraserings- en tempokeuzes zo voor de hand liggend geweest; ongetwijfeld heeft nooit eerder een complete opname zich opgedrongen als een werk op zich. Deze lezing doet ons bijna de oorspronkelijke bestemming van deze werken voor klavecimbel vergeten, waarbij de opname zelf vooral het registratiewerk accentueert ten dienste van een grote verscheidenheid aan instrumentale kleur.